Nominatie Jaques de leeuwprijs
mijn Tijd voor het concervatorium
Mijn eerste saxofoon les kreeg ik toen ik acht was. Al snel ben ik bij de harmonie in Roosendaal gaan spelen, maar dit was niet echt mijn ding. Ik was er vooral voor de gezelligheid en keek dan ook erg uit naar de pauzes. Toch ben ik in de brugklas in de muziekklas gegaan. Een dag voor het concert zei mijn docent toen, Joost Verbraak: “Rik, anders doe jij morgen even een solootje.” Ik zei: “Ja, is goed! Leuk!” Maar dacht vervolgens: “Shit, hoe ga ik dit doen?” En ben maar een solo gaan uitschrijven. Ik kon alleen helemaal niet lezen! Dus tijdens het concert wist ik niet meer wat ik had opgeschreven en heb maar wat gespeeld en het klonk ook helemaal niet goed, maar ik had er wel super veel lol in! Sinds dien ben ik het improviseren gaan oefenen. Voor de les moest ik altijd stukjes uit boeken voorbereiden, wat ik niet erg leuk vond, dus oefende ik stiekem Charlie Parker bluesjes en deed ik mijn huiswerk een kwartiertje voor de les begon. Bij het orkest moesten we altijd netjes spelen en in het orkest mengen, terwijl ik na schooltijd metalen mondstukken (lees: knalpijpen) aan het uit proberen was bij de muziekwinkel.
Ik ben later in de middelbare school samen met Vincent, bassist het bandje H!P begonnen, waar de focus lag op het improviseren. We gingen altijd in tussenuren of na schooltijd samen jammen.
Later is deze band uitgebreid tot 10 man waaronder 4 blazers. In deze band heb ik mij voor de conservatorium tijd mogen ontwikkelen en erg veel mogen en kunnen leren.
​
​
In voorbereiding op mijn auditie voor Codarts en AMPA heb ik een half jaar lessen genomen van saxofonist van het Koninklijk Luchtmacht Orkest, Steven Dietvorst. Steven heeft mij in korte tijd nog heel veel kunnen leren waardoor ik, niet op Codarts, maar wel op Fontys in het eerste jaar van AMPA werd aangenomen! Ik stond te springen om nieuwe dingen te leren. Ik wilde mezelf heel graag verbeteren alleen liep ik steeds vast. Ik was enorm blij te beginnen aan deze full-time bachelor opleiding. Toen ik in het eerste jaar zat had ik nog veel te leren en liep ik best wat achter. Ik heb heel veel gehad aan mijn theorielessen, de playground en natuurlijk mijn hoofdvaklessen met Paul. Aan het eind van het eerste jaar switchte ik van alt- naar tenorsax, waardoor ik steeds meer een idee kreeg over wat ik muzikaal nou precies wilde. Toen ik voor het eerst een tenor sax in mijn handen kreeg viel alles op zijn plek. Het voelde alsof ik altijd al een tenorsaxofonist was geweest. Ondanks dat het maar een kleine opleiding is, en er niet veel mede studenten waren om mee op te trekken en van te leren, ben ik erg blij met de kansen en ruimte die school mij gegeven heeft. Ik heb naast mijn schooltijd al aan verschillende projecten mee mogen doen als: Nationaal Jeugd Jazz Orkest, Jong Metropool, Grachtenfestival Jazz Competitie, Conservatorium Talent Award en heb al mogen spelen met het Jazz Orchestra of the Concertgebouw en de Koninklijke Marinierskapel. Ik heb mij erg kunnen ontwikkelen, als solist én als sectie/orkestspeler en heb mij goed kunnen voorbereiden en ben nu klaar voor de master die ik ga volgen in Londen volgend jaar.
​
Fontys heeft mij erg breed opgeleid. Ik heb veel gewerkt aan saxofoon techniek en veel gewerkt aan improvisatie, maar heb ook les gehad in arrangeren, componeren, ook in het spelen in een (pop) blazerssectie, (Braziliaanse) Latin etc.
Ook heb ik de kans gekregen fluit en klarinet te studeren zodat ik ook inzetbaar ben als “multi reed”, wat een erg bruikbare “skill” is in de jazzorkest wereld.
​
​
Volgend jaar wil ik het “maken” verder gaan ontwikkelen. De master studie waar ik ben aangenomen is vooral gefocust op het schrijven. Van een mentor heb ik geleerd: "Wie schrijft, blijft." De school combineert je hoofdvak met compositie, wat deze school uniek maakt.
Op de Royal Academy of Music geven 10(!) saxofoon professoren les. Hiernaast ben ik blij dat er een hele hoop mede studenten zijn waarvan ik erg veel kan leren. Samen studeren, elkaar dingen vragen, met elkaar sparren, dit is wat ik op Fontys niet echt had en waar ik erg naar uitkijk en veel dingen uit zal gaan halen. Daarnaast wil ik heel graag de jazz scene in Londen ontdekken en daar mijn netwerk uitbreiden. Na, of aan het eind van mijn master wil ik graag een plaat opnemen, met muzikanten van daar, van stukken die ik tijdens mijn master heb geschreven. Mijn kennis, ervaring en netwerk wil ik terug nemen naar Nederland, mijn muziek opvoeren en nieuwe projecten beginnen.
​
Afgelopen jaren heb ik gemerkt dat de grens tussen klassieke- en jazzmuziek steeds dunner wordt. Jazz swingt niet meer, de akkoorden zijn minimalistischer geworden en improvisaties zijn in het moment doorgecomponeerde composities. In klassieke muziek wordt geïmproviseerd en wordt er juist meer kleur aan de akkoorden toegevoegd. Ik vind dit onderscheid ouderwets en vind dat we eerder moeten gaan spreken over geïmproviseerde muziek, wat beide stijlen overkoepeld. Ik denk ook dat het goed is, voor de zoektocht naar je muzikale identiteit en voor je ontwikkeling als muzikant, dat klassieke studenten improvisatie les krijgen, jazz studenten in een kamer muziek ensemble komen en dat klassiek- en jazzstudenten ook meer moeten samen werken, ik zou graag deze uitdaging aangaan en is ook iets om aan te werken als ik zelf ooit les mag gaan geven op een conservatorium. Mijn doel is in ieder geval om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de geïmproviseerde muziek in de wereld, maar wel op een manier dat het voor het grotere publiek te begrijpen is.
Uiteindelijk zou ik een combinatie willen van optreden met mijn eigen muziek en het spelen in een (jazz)orkest, zoals het Metropole Orkest. Ik wil graag mooie muziek schrijven die professionele muzikanten, maar ook "gewone" muziekliefhebbers aanspreekt. In de jazz kan wel eens een prestatie sfeer hangen. Mensen willen laten zien wat ze kunnen, maar ik vind dat het daar niet om draait. De muziek moet mooi zijn. Het moet bij mensen een bepaalde emotie opwekken. Dat betekent overigens niet dat het niet ingewikkeld mag zijn. Je kan en moet nog steeds artistiek blijven. De oude klassieke componisten verstopten hippe, “verboden” akkoorden in de composities, maar op een manier dat het niet opviel. Dissonantie mocht niet van de kerk, maar als je het op de juiste manier gebruikt, is het geweldig mooi en is het niet te merken door de luisteraar.
Ik wil er voor zorgen dat geïmproviseerde muziek een groter publiek kan bereiken doordat het beter te beluisteren is, maar niet de artistieke laag verliest. Daarnaast zou ik graag op een conservatorium les willen geven, zodra ik ervan overtuigd ben dat ik voldoende ervaring en kennis heb opgedaan in de jaren voorafgaand zodat ik mijn visie en die kennis kan overbrengen op nieuwe lichting jonge muziek studenten.
​
​
​
​